zondag 29 april 2018

Neven en nichten

Mijn familie is een zooitje. Zo, laat ik dat maar eens gezegd hebben.

Een allegaartje van samenhangend en onsamenhangend, van echt en onecht, van dichtbij en van veraf. . . terwijl het verre- af eigenlijk dichtbij zou moeten zijn.
De oorzaak? Die ligt met name in de Tweede Wereldoorlog. Met een Joodse vader, die inmiddels een mooie leeftijd van 84 jaar heeft bereikt, kan men zich waarschijnlijk voorstellen dat er een heleboel familie mist.
Een opa en oma die ik nooit gekend heb. Vier ooms waarvan ik er maar één ken. Opa en oma hadden veel broers en zussen, aan beide kanten. Een enorme familie. . . weggevaagd.

Ik wil het hier even hebben over neven en nichten.

Mijn moeder heeft één zus met twee dochters. Met hen ben ik ook opgegroeid als nichtjes. Fijn, vertrouwd en eigen. Niet extreem veel contact, maar toch… geen twijfel over mogelijk… nichtjes!
Dan iets ingewikkelder: mijn moeder had een nicht waarmee ze erg veel optrok, als zusjes zogezegd. Ook deze nicht kreeg een dochter en een zoon. En omdat we nooit deden aan achter-achterneven en nichten… een neef en een nicht.

Dan is er nog het gezin waarin mijn vader opgroeide na de oorlog. Hij bleef bij zijn onderduikmoeder, die na de oorlog trouwde met een weduwnaar met een zoon. In één keer een compleet gezin met een pleegbroer. Deze lieve mensen, die mijn opa en oma werden, had ik nooit willen missen in mijn leven.
De pleegbroer kreeg 6 kinderen. Deze zijn dus geen ‘echte’ neven en nichten. Er is geen bloedband. Maar ook met deze neven en nichten groeide ik op. We zagen elkaar op verjaardagen en familiebijeenkomsten en ook deze familie was en is me heel eigen. Een liefhebbende familie, ik zou ze niet willen missen.
De verhoudingen en afwijkende achternamen zijn wel wat lastiger uit te leggen.

Over die bloedband kan overigens nog wel enige discussie ontstaan. Mijn vader en zijn pleegbroer hebben eens door een snee te maken in hun vingers en vervolgens hun beider bloed te vermengen een 'bloedband' gemaakt. Dit tekent ook hun verhouding... échte broers!

En dan was er nog een pleegzusje in hetzelfde gezin. Een meisje uit Rotterdam dat gedurende en na de oorlog grote periodes in het gezin meedraaide om aan te sterken, tante Nel. Ook zij is altijd familie gebleven. En zij kreeg óók drie dochters... nichtjes!
Vele verjaardagen en familiefeesten en partijen waren al deze mensen, die door het toeval vanuit alle richtingen in het gezinnetje terecht waren gekomen, aanwezig en een rode draad in mijn leven.

Vooralsnog een redelijk overzichtelijke, beetje houtje-touwtje familie…

Totdat ik me in de pubertijd ging afvragen waar ik vandaan kwam, wie de echte ouders van mijn vader waren, wie de familie van mijn vader was. Ik ging, ondersteund door iemand die er verstand van had, mijn stamboom uitzoeken en stuitte op een enorme familie van vaders kant, met een maar al te bekende geschiedenis. Het leven van velen van hen stopte, te vroeg, in de jaren ’40-’45.

Mijn vader had vier broers en twee van hen overleefden de oorlog door onder te duiken, net als mijn vader. . . Ze waren klein in de oorlog en hadden weinig herinneringen aan elkaar.
Na de oorlog groeiden ze op in verschillende gezinnen en hadden amper contact. Ze belandden in pleeggezinnen zodat er hele andere familiebanden ontstonden. Eén van de broers trouwde en kreeg elf kinderen, vijf meisjes en zes jongens. De andere broer trouwde en kreeg twee dochters. Omdat mijn vader niet met zijn broer is opgegroeid leerde ik hen niet kennen tot op latere leeftijd toen ik een zoektocht naar mijn ‘echte’ familie begon.
Ik zocht contact en belandde in een warm bad en de familieband was direct duidelijk.
In één klap had ik er 9 nichten en 4 neven bij! Heel echte bloedeigen nichten en neven…. die ook nog op me lijken. Wat jammer dat we niet samen op mochten groeien maar wat fijn dat we toch contact kregen en hielden.

En zoals het in het echte leven nu eenmaal gaat, met de één is er een echte klik, met een ander misschien wat minder… De ene woont inmiddels naast me, een ander woont te ver weg.. maar er is een onverbrekelijke band. En echt of on-echt, ze zijn me allemaal even lief.
En ik prijs me gelukkig met al die nichten en neven en regelmatig realiseer ik me dat we zuinig moeten zijn op onze familie. Het lijkt soms vanzelfsprekend. Je familie is er gewoon, daar sta je niet bij stil.

Dat deden de familieleden van mijn vader waarschijnlijk ook niet, stilstaan bij de familiebanden. Totdat het niet meer kon. . .



dinsdag 2 januari 2018

Aan het einde van de wereld....



Vandaag was ik in Sobibor, voor de tweede keer. De eerste keer was in 2015 tijdens een groepsreis van het Auschwitz Comité. Nu ben ik hier samen met Bart.
Het is mistig en koud en het begint al te schemeren. Er is helemaal niemand, alleen wij. We staan op de Rampe, de plek waar de treinen aankwamen en de mannen, vrouwen en kinderen uit de treinen gejaagd werden.
de Rampe van Sobibor
We luisteren naar de huiveringwekkende stilte hier aan het einde van de wereld.
We lopen de weg die de gevangenen gelopen moeten hebben. Vanaf de Rampe regelrecht naar de gaskamers en het crematorium. Het hele proces van vernietiging van een mensenleven duurde nog geen twee uur.


Op deze plek hebben in ieder geval 2 gezinnen uit de familie van mijn vader gelopen. Rozette Fierlier-Beesemer, de jongste zus van opa. Haar man Philip Fierlier en hun drie kinderen. Appie (10 jaar), Manuel (7 jaar) en Jopie (2 jaar). 
Ook de zus van mijn oma, Sara Waterman-Aap, haar man Salomon Waterman en hun kinderen Barend (9 jaar), Jacques (5 jaar) en Leendert (3 jaar).
Van het eerste gezin heb ik een aantal persoonlijke kaarten die ze verstuurd hebben vanuit Westerbork. Dit zijn de laatste tekenen van leven van hen als gezin. Dit maakt het extra duidelijk dat het om echte mensen gaat met gewone mensendingen. Het zijn geen getallen, het zijn ménsen.
Treffend weergegeven door de woorden die Menno ten Brink al uitsprak tijdens de reis in 2015 en die hij steeds weer blijft herhalen: Er zijn geen 6 miljoen mensen vermoord..... er is 6 miljoen keer één mens vermoord.



kaart van Rozette vanuit Westerbork, 23 maart 1943, 18 dagen later was ze dood..

Dit is wat mij meteen ook zo raakt: dat ik me voor kan stellen hoe zij als gezinnetje daar liepen. Het kleintje waarschijnlijk op de arm, het jongste zoontje aan de hand. Man, vrouw, drie kindjes… op weg naar hun afschuwelijke, zinloze dood.
Hier een greep uit wat Rozette in februari en maart 1943 schreef aan familieleden vanuit Westerbork, toen niemand nog wist wat er ging gebeuren, toen niemand nog wist dat dit de laatste levenstekens zouden zijn:
‘Lieve zuster, schoonzuster en tante. Hopen dat je deze brief in gezondheid moogt ontvangen. Chellie zoo je weet ben ik met de kinderen op Westerbork ik ben nog niet uit mijn kleeren geweest van vrijdagavond af’
‘Chellie stuur ons zoo veel mogenlijk levensmiddelen daar hebben wij behoefden aan. Stuur ook drinkkroesjes voor mij en de kinderen en 2 diepe etensschaaltjes een pak iera en een schuurbol’.


Rozette Fierlier-Beesemer
‘Annie manuël heeft al twee keer in zijn broek gedaan en je weet niet hoe of ik het wasschen moet’.
‘Op het oogenblik dat ik jullie schrijf liggen Appie en Manuel ziek in bed. Appie heb denkelijk blindedarm, en doet niet anders dan opgeven, en jopie vraagt steeds naar jullie en naar Chellie’.
‘Karel en Annie wie je hier niet tegen kom ongeloofelijk’
‘Manuel wil helemaal niets eten. Hij ziet er verschrikkelijk uit’.
Op 9 april 1943 is dit gezinnetje in Sobibor aangekomen en direct vermoord.
Het gezin van Sara en Salomon Waterman is op 2 april 1943 in Sobibor aangekomen en vermoord.
We lopen de weg naar de asvelden van Sobibor. De kilte dringt door tot in de botten. Bij de asvelden leggen we steentjes en noemen we de namen van de gezinnen uit onze familie die op deze plek zijn vermoord.
asvelden
steentjes voor het gezin Fierlier en het gezin Waterman
ook de bomen huilen....



















Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de velden rondom de vroegere asheuvel ook bedekt zijn met as. In het Jodendom is het verboden om over een graf te lopen. De asheuvel en asvelden worden ook beschouwd als een graf. Men is nu bezig met een herinrichting van het terrein. Overal waar as is gevonden liggen deze plekken nu afgebakend met stenen. Het laat op huiveringwekkende manier zien hoeveel mensen hier vermoord zijn.
We lopen ook nog even over de ‘Himmelfahrtstrasse’. Over dit pad zijn tussen 1942 en 1943 tienduizenden mensen naakt voortgedreven naar de gaskamers. Tegenwoordig zijn er links en rechts van dit pad gedenkstenen geplaatst ter herinnering aan de slachtoffers van het kamp.

Het was goed om hier te zijn en de familie te herdenken.
Rozette, Philip, Appie, Manuel en lief klein kindje Jopie; Sara, Salomon, Barend, Jacques en Leendert… wij kennen en noemen jullie namen!