Mijn familie is een zooitje. Zo, laat ik dat maar eens gezegd hebben.
Een allegaartje van samenhangend en onsamenhangend, van echt en onecht, van dichtbij en van veraf. . . terwijl het verre- af eigenlijk dichtbij zou moeten zijn.
De oorzaak? Die ligt met name in de Tweede Wereldoorlog. Met een Joodse vader, die inmiddels een mooie leeftijd van 84 jaar heeft bereikt, kan men zich waarschijnlijk voorstellen dat er een heleboel familie mist.
Een opa en oma die ik nooit gekend heb. Vier ooms waarvan ik er maar één ken. Opa en oma hadden veel broers en zussen, aan beide kanten. Een enorme familie. . . weggevaagd.
Ik wil het hier even hebben over neven en nichten.
Mijn moeder heeft één zus met twee dochters. Met hen ben ik ook opgegroeid als nichtjes. Fijn, vertrouwd en eigen. Niet extreem veel contact, maar toch… geen twijfel over mogelijk… nichtjes!
Dan iets ingewikkelder: mijn moeder had een nicht waarmee ze erg veel optrok, als zusjes zogezegd. Ook deze nicht kreeg een dochter en een zoon. En omdat we nooit deden aan achter-achterneven en nichten… een neef en een nicht.
Dan is er nog het gezin waarin mijn vader opgroeide na de oorlog. Hij bleef bij zijn onderduikmoeder, die na de oorlog trouwde met een weduwnaar met een zoon. In één keer een compleet gezin met een pleegbroer. Deze lieve mensen, die mijn opa en oma werden, had ik nooit willen missen in mijn leven.
De pleegbroer kreeg 6 kinderen. Deze zijn dus geen ‘echte’ neven en nichten. Er is geen bloedband. Maar ook met deze neven en nichten groeide ik op. We zagen elkaar op verjaardagen en familiebijeenkomsten en ook deze familie was en is me heel eigen. Een liefhebbende familie, ik zou ze niet willen missen.
De verhoudingen en afwijkende achternamen zijn wel wat lastiger uit te leggen.
Over die bloedband kan overigens nog wel enige discussie ontstaan. Mijn vader en zijn pleegbroer hebben eens door een snee te maken in hun vingers en vervolgens hun beider bloed te vermengen een 'bloedband' gemaakt. Dit tekent ook hun verhouding... échte broers!
En dan was er nog een pleegzusje in hetzelfde gezin. Een meisje uit Rotterdam dat gedurende en na de oorlog grote periodes in het gezin meedraaide om aan te sterken, tante Nel. Ook zij is altijd familie gebleven. En zij kreeg óók drie dochters... nichtjes!
Vele verjaardagen en familiefeesten en partijen waren al deze mensen, die door het toeval vanuit alle richtingen in het gezinnetje terecht waren gekomen, aanwezig en een rode draad in mijn leven.
Vooralsnog een redelijk overzichtelijke, beetje houtje-touwtje familie…
Totdat ik me in de pubertijd ging afvragen waar ik vandaan kwam, wie de echte ouders van mijn vader waren, wie de familie van mijn vader was. Ik ging, ondersteund door iemand die er verstand van had, mijn stamboom uitzoeken en stuitte op een enorme familie van vaders kant, met een maar al te bekende geschiedenis. Het leven van velen van hen stopte, te vroeg, in de jaren ’40-’45.
Mijn vader had vier broers en twee van hen overleefden de oorlog door onder te duiken, net als mijn vader. . . Ze waren klein in de oorlog en hadden weinig herinneringen aan elkaar.
Na de oorlog groeiden ze op in verschillende gezinnen en hadden amper contact. Ze belandden in pleeggezinnen zodat er hele andere familiebanden ontstonden. Eén van de broers trouwde en kreeg elf kinderen, vijf meisjes en zes jongens. De andere broer trouwde en kreeg twee dochters. Omdat mijn vader niet met zijn broer is opgegroeid leerde ik hen niet kennen tot op latere leeftijd toen ik een zoektocht naar mijn ‘echte’ familie begon.
Ik zocht contact en belandde in een warm bad en de familieband was direct duidelijk.
In één klap had ik er 9 nichten en 4 neven bij! Heel echte bloedeigen nichten en neven…. die ook nog op me lijken. Wat jammer dat we niet samen op mochten groeien maar wat fijn dat we toch contact kregen en hielden.
En zoals het in het echte leven nu eenmaal gaat, met de één is er een echte klik, met een ander misschien wat minder… De ene woont inmiddels naast me, een ander woont te ver weg.. maar er is een onverbrekelijke band. En echt of on-echt, ze zijn me allemaal even lief.
En ik prijs me gelukkig met al die nichten en neven en regelmatig realiseer ik me dat we zuinig moeten zijn op onze familie. Het lijkt soms vanzelfsprekend. Je familie is er gewoon, daar sta je niet bij stil.
Dat deden de familieleden van mijn vader waarschijnlijk ook niet, stilstaan bij de familiebanden. Totdat het niet meer kon. . .
Een allegaartje van samenhangend en onsamenhangend, van echt en onecht, van dichtbij en van veraf. . . terwijl het verre- af eigenlijk dichtbij zou moeten zijn.
De oorzaak? Die ligt met name in de Tweede Wereldoorlog. Met een Joodse vader, die inmiddels een mooie leeftijd van 84 jaar heeft bereikt, kan men zich waarschijnlijk voorstellen dat er een heleboel familie mist.
Een opa en oma die ik nooit gekend heb. Vier ooms waarvan ik er maar één ken. Opa en oma hadden veel broers en zussen, aan beide kanten. Een enorme familie. . . weggevaagd.
Ik wil het hier even hebben over neven en nichten.
Mijn moeder heeft één zus met twee dochters. Met hen ben ik ook opgegroeid als nichtjes. Fijn, vertrouwd en eigen. Niet extreem veel contact, maar toch… geen twijfel over mogelijk… nichtjes!
Dan iets ingewikkelder: mijn moeder had een nicht waarmee ze erg veel optrok, als zusjes zogezegd. Ook deze nicht kreeg een dochter en een zoon. En omdat we nooit deden aan achter-achterneven en nichten… een neef en een nicht.
Dan is er nog het gezin waarin mijn vader opgroeide na de oorlog. Hij bleef bij zijn onderduikmoeder, die na de oorlog trouwde met een weduwnaar met een zoon. In één keer een compleet gezin met een pleegbroer. Deze lieve mensen, die mijn opa en oma werden, had ik nooit willen missen in mijn leven.
De pleegbroer kreeg 6 kinderen. Deze zijn dus geen ‘echte’ neven en nichten. Er is geen bloedband. Maar ook met deze neven en nichten groeide ik op. We zagen elkaar op verjaardagen en familiebijeenkomsten en ook deze familie was en is me heel eigen. Een liefhebbende familie, ik zou ze niet willen missen.
De verhoudingen en afwijkende achternamen zijn wel wat lastiger uit te leggen.
Over die bloedband kan overigens nog wel enige discussie ontstaan. Mijn vader en zijn pleegbroer hebben eens door een snee te maken in hun vingers en vervolgens hun beider bloed te vermengen een 'bloedband' gemaakt. Dit tekent ook hun verhouding... échte broers!
En dan was er nog een pleegzusje in hetzelfde gezin. Een meisje uit Rotterdam dat gedurende en na de oorlog grote periodes in het gezin meedraaide om aan te sterken, tante Nel. Ook zij is altijd familie gebleven. En zij kreeg óók drie dochters... nichtjes!
Vele verjaardagen en familiefeesten en partijen waren al deze mensen, die door het toeval vanuit alle richtingen in het gezinnetje terecht waren gekomen, aanwezig en een rode draad in mijn leven.
Vooralsnog een redelijk overzichtelijke, beetje houtje-touwtje familie…
Totdat ik me in de pubertijd ging afvragen waar ik vandaan kwam, wie de echte ouders van mijn vader waren, wie de familie van mijn vader was. Ik ging, ondersteund door iemand die er verstand van had, mijn stamboom uitzoeken en stuitte op een enorme familie van vaders kant, met een maar al te bekende geschiedenis. Het leven van velen van hen stopte, te vroeg, in de jaren ’40-’45.
Mijn vader had vier broers en twee van hen overleefden de oorlog door onder te duiken, net als mijn vader. . . Ze waren klein in de oorlog en hadden weinig herinneringen aan elkaar.
Na de oorlog groeiden ze op in verschillende gezinnen en hadden amper contact. Ze belandden in pleeggezinnen zodat er hele andere familiebanden ontstonden. Eén van de broers trouwde en kreeg elf kinderen, vijf meisjes en zes jongens. De andere broer trouwde en kreeg twee dochters. Omdat mijn vader niet met zijn broer is opgegroeid leerde ik hen niet kennen tot op latere leeftijd toen ik een zoektocht naar mijn ‘echte’ familie begon.
Ik zocht contact en belandde in een warm bad en de familieband was direct duidelijk.
In één klap had ik er 9 nichten en 4 neven bij! Heel echte bloedeigen nichten en neven…. die ook nog op me lijken. Wat jammer dat we niet samen op mochten groeien maar wat fijn dat we toch contact kregen en hielden.
En zoals het in het echte leven nu eenmaal gaat, met de één is er een echte klik, met een ander misschien wat minder… De ene woont inmiddels naast me, een ander woont te ver weg.. maar er is een onverbrekelijke band. En echt of on-echt, ze zijn me allemaal even lief.
En ik prijs me gelukkig met al die nichten en neven en regelmatig realiseer ik me dat we zuinig moeten zijn op onze familie. Het lijkt soms vanzelfsprekend. Je familie is er gewoon, daar sta je niet bij stil.
Dat deden de familieleden van mijn vader waarschijnlijk ook niet, stilstaan bij de familiebanden. Totdat het niet meer kon. . .